Overweging van hemelvaart 2015 door p. Leon Teubner

We hoorden zojuist de allerlaatste woorden

die Jezus tot zijn leerlingen sprak voor zijn hemelvaart:

 

Ga,

en maak alle volken tot leerling;

dompel hen onder in de naam van de Vader,

de Zoon en de heilige Geest,

 

De laatste woorden van iemand

zijn belangrijke woorden.

Met zijn laatste woorden spreekt iemand uit

wat van wezenlijk belang voor hem is om door te geven.

 

Ga,

en maak alle volken tot leerling

 

Hij zegt niet: ga elke zondag naar de kerk,

of in elk geval met Pasen en Kerstmis;

of: ga om je tot priester te laten wijden,

of: ga en leg alle ongelovigen onze leer op,…

 

maar:

Ga,

en maak alle volken tot leerling

 

Ga.

Niet Jezus gaat heen, maar zijn leerlingen moeten gaan.

Ga heen, weg van mij.

Houdt mij niet vast, maar doe als ik:

Ga naar mijn Vader die ook jullie Vader is,

naar mijn God die ook jullie God is.

 

Ga,

en maak alle volken tot leerling

 

Niet tot mijn leerlingen of tot jullie leerlingen,

niet joods, of katholiek of anderszins,

maar: maak allen – dus incl. jullie zelf – tot leerling.

 

Dat betekent niet leerling zijn ván, of de ander ‘íets’ leren,

maar allen tot de grondhouding van ‘leerling-zijn’ brengen.

Wat is de grondhouding van een leerling?

 

Dat is: de dingen niet of niet zeker weten,

en vandaar uit vragend en tastend zoekend

met de concrete werkelijkheid omgaan:

met jezelf, met de ander en met al wat is.

 

Dat is belangstellend uitgaan naar wat op je weg komt,

ontvankelijk zijn voor wat anders, echt anders is.

Dat is zó spreken dat de ander tot spreken kan komen,

en zó horen dat de ander zich gezien en gehoord weet.

 

Een leerling is ook iemand die met vallen en opstaan

met zijn verstand naar zijn hart leert luisteren,

iemand die de bewegingen van zijn hart peilt

en ze met zijn verstand overweegt, en wel zo,

dat de wijzing van de Vader hem kan aanspreken.

 

De wijzing die, volgens de profeet Jeremia,

ingeschreven staat in ieders mensenhart:

 

Dit is het nieuwe verbond dat Ik in de toekomst met Israël sluit

Ik schrijf mijn Wijzing in hun binnenste,

Ik grif die in hun hart.

Ik zal hun God zijn, en zij zullen mijn volk zijn.

Dan zal niemand meer zijn medeburger leren,

noch tegen zijn broer of zus zeggen:

“Leer de heer kennen.”

Iedereen, groot en klein, kent Mij

 

Leerlingen zijn wij als wij leerlingen van de Vader zijn, en van niemand anders.

Leerlingen zijn wij als wij zijn woord overwegen, zoals Maria deed.

Leerlingen zijn wij als wij het grote gebod bewaren waaraan alles hangt:

 

Hoor naar mij, jullie God, en je zult beminnen

met heel je hart, met heel je verstand en met al je kracht,

mij, jullie God en je naaste als jezelf.

 

Bemin – dat is het nieuwe verbond, Gods wijzing in ons hart.

Hier zijn állen leerlingen, van God die liefde is.

 

Ga, en maak alle volkeren tot leerling

dompel hen onder in de naam van de Vader,

de Zoon en de heilige Geest,

 

De ander tot leerling maken, is niet de ander iets leren van buitenaf,

geen kennis, geen deskundigheid, geen mening of overtuiging.

De ander tot leerling maken, is in hem wekken wat er al is”: Gods liefde.

Dat is de ander in contact brengen met de liefdeswijzing in zijn hart,

dat is de ander onderdompelen in Gods naam:

 

In de naam van de Vader die zegt:

Jij bent mijn welbeminde;

In de naam van de Zoon die hoort en voelt:

ik ben door de Vader gezien en bemind;

in de naam van de Geest die minne is.

 

 

 

Ga, en maak alle volkeren tot leerling

dompel hen onder in de naam van de Vader,

de Zoon en de heilige Geest,

en leer hun alles onderhouden

wat Ik jullie geboden heb.

 

Wij hoeven slechts elkaar tot leerling te maken

en elkaar te behoeden te denken dat wij leraren zijn.

We hoeven maar elkaar te helpen luisteren naar Gods liefdeswijzing,

die ingegrift staat en spreken wil in ieders hart.

 

Dat vraagt dat wij ons eigen centrum durven verlaten

en daarmee ons zeker weten, onze gevestigde opvattingen,

onze veilig gedeelde meningen, onze eigenwilligheid

welke ons hart verhardt en Gods liefdeswijzing onverstaanbaar maakt.

 

Ga uit, en maak alle volkeren tot leerling

 

Gods leerlingen worden betekent onszelf loslaten

en in zekere zin sterven aan onszelf door ruimte te maken

voor God, voor de ander, voor onszelf en voor de schepping.

Dat is belangstellend uitgaan naar elkaar en wat op je weg komt,

ontvankelijk proberen te zijn voor wie of wat anders, echt anders is.

 

Ga uit, en maak alle volken tot leerling

en leer hun alles onderhouden

wat Ik jullie geboden heb.

 

Wat Jezus zijn leerlingen geboden heeft

staat in de laatste woorden van zijn afscheidsrede:

 

Blijf in liefde met mij verbonden

en heb elkaar lief met de liefde van de Vader;

dit is mijn gebod: dat je elkaar liefhebt.

 

Blijf in de liefde van de Vader die Ik jullie heb toegedragen.

Hoor naar zijn levengevende stem in jullie hart,

en je zult kunnen beminnen met de liefde waarmee je bemind bent

God, je naaste en jezelf.

 

Weet dit: Ik ben met jullie

alle dagen

tot aan de voleinding van de wereld.’

 

Dit is het enige dat de leerling zeker weet

als hij, met vallen en opstaan, leren wil van Gods liefde:

dat God met hem is, al zijn levensdagen,

en tot in eeuwigheid.

Dat wij elkaar tot leerling maken.

 

Overweging van Pinksteren 24-5-2015 door p. George Zeegers

Welkom

Goede morgen, beste menen, hartelijke welkom vanmorgen in onze viering. Het is groot feest, Pinksteren. We vieren dat Gods eigen adem onze wereld bezield en gaande houdt. Moge de heiige Geest hier bij ons zijn, ons verwarmen en bemoedigen.

Maken we het een ogenblik stil om ruimte te maken voor de Geest van God in ons leven.

 


 

Vuurceremnie

Vg.    Wij bidden om de gave van WIJSHEID

          Die aangeeft wat goed is.

A.:      Kom, heilige Geest

Laat mij groeien in wijsheid

 

Vg.    Wij bidden om de gave van INZICHT

          Die helpt te begrijpen wat gebeurt

A.:      Kom, heilige Geest

Maak helder wat duister is

 

Vg.     Wij bidden om de gave van RAAD

          Die mij het evangelie aanreikt en opneemt

A.:      Kom, heilige Geest

Laat mij goede keuzes maken

 

Vg.     Wij bidden om de gave van STERKTE

          Die weerbaar maakt en moedig

A.:      Kom, heilige Geest

Dat ik volhoud het goede te doen

 

Vg.    Wij bidden om de gave van GELOOF

          In God die mij vasthoudt in dit leven.

A.:     Kom, heilige Geest

                   Versterk mijn vertrouwen.

 

Vg.    Wij bidden om de gave van HOOP

          Die steeds verrast met nieuwe kansen.

A.:     Kom, heilige Geest

                   Maak mijn leven nieuw.

 

Vg.    Wij bidden om de gave van LIEFDE

          die het goede laat zien in elke mens

A.:     Kom, heilige Geest

                   Help ons te vergeven en nabij te zijn


Overweging

“De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt,

in al wat groeit en leeft zijn adem uitgezaaid.

De Geest van God bezielt die koud zijn en versteend,

herbouwt wat is vernield, maakt één wat is verdeeld.”

 

Met dat lied besluiten we deze viering straks, beste mensen, en gaan we naar huis. En dat is in het kort wat we vandaag vieren. Pinsteren, het feest van de Geest. De Geest die steeds opnieuw begint. Het begin was heel schoorvoetend, angstig zaten die leerlingen bijeen. Tot plotseling de Geest over hen vaardig werd.  En ze trokken erop uit, getuigend van wat hen was overkomen met die bijzondere man, Jezus, die hen had gegrepen, die zo bijzonder verbonden was met God. En in zijn Geest  hebben ze een beweging op gang gezet die nog tot onze dagen mensen bijeenbrengt en mensen inspireert en uitdaagt. Het is toch ongelofelijk, dat het verhaal over die mislukkeling, door kruisiging uit de samenleving gegooid en definitief monddood gemaakt, nog steeds mensen raakt en in beweging zet. Ons hier met een grote groep bijeen brengt op deze morgen . Ongelofelijk dat wij hier zitten, mensen, zijn wij wel goed snik?

Als je in de geschiedenis kijkt, hoe dat verhaal van Jezus door de eeuwen is heengegaan! Individuele mensen heeft geraakt, groepen mensen heeft geïnspireerd, een kerk heeft gesticht die steeds opnieuw door de branding van de tijd zich heeft gevormd, werd vervormd en zich weer heeft opnieuw uitgevonden. En die steeds worstelt om in de eigen tijd dat verhaal van Jezus verstaanbaar en vruchtbaar te laten zijn.

In onze tijd lijkt het wel – zeker hier in onze westerse wereld – of  dat verhaal van Jezus is uitverteld. Onze wereld die van God niet weet en niet wil weten, geseculariseerd noemen we dat, modern noemen we dat; deze wereld die ieder mens op zijn eigen eilandje probeert te zetten. Het  lijkt of die Geest van God is uitgewaaid.

Die Geest roept steeds opnieuw nieuwe krachten op. In elke tijd zal die oproep anders werken. De vormen uit het verleden moeten bijgesteld en veranderd, want onze wereld is veranderd. De laatste 100 jaar vooral zijn er zoveel maatschappelijk en technische ontwikkelingen geweest in onze samenleving.  Wij hebben daar allemaal veel van meegemaakt, van onze kleine dorpswereld kijken wij nu over de hele wereldbol.

De Geest van God zoekt zijn weg door alles heen dat is wat wij vandaag vieren. De boodschap van Jezus is zo levensnoodzakelijk voor de mens, voor elke mens.  Dat er een God is die alles beheert, is een algemeen geloven van de mensheid. Maar in Jezus heeft God een gelaat gekregen, een stem die we nog horen: dat het leven niet van ons is, maar gedragen is en  door ons ontvangen. Dat we niet alles op eigen kracht hoeven te kunnen, maar mogen weten dat er altijd iemand met ons op mijn levensweg gaat. En het bijzondere is dat  juist het zwakke gekoesterd wordt door de God van Jezus, juist datgene en diegene die het niet zelf kan, dat die ook meetelt. De gekruisigde heeft een boodschap die nieuw was en is en een zegen vooral wat klein is. Anders dan in onze grote wereld, waar de sterke  en machtige het voor het zeggen heeft en het zwakke niet meetelt.

We moeten ons tot het uiterste inspannen om die Geest de ruimte geven in ons leven, hier in onze parochie, we zullen nieuwe wegen moeten gaan en het aandurven om los te laten waar dat nodig is.

We gaan daarin niet in den blinde. De Geest gaat met ons. Dat vieren we vandaag.  De Geest van Jezus maakt steeds een nieuw begin.

Overweging van zondag 17 mei 2015 door p. George Zeegers

Woord van Welkom

Goede morgen, beste mensen, van harte welkom in onze viering van vandaag. Ik zie zelfs mensen van ver gekomen. Hartelijke welkom. Donderdag was het Hemelvaart, volgende week alweer Pinsteren, het feest van de Geest.  Jezus heeft ons niet verlaten.  Moge ook vanmorgen hier de Geest van God ons bezielen.  Een goed viering voor ons allen!

Overweging.

In de tijd na Pasen lezen  we in de liturgie vooral uit het evangelie van Johannes. Hij schreef zijn evangelie toen hij al hoogbejaard was. Hij had dus al heel lang geleefd met zijn intense herinnering aan Jezus en heel veel  nagedacht over Jezus en zijn boodschap.

We horen Johannes altijd worstelen met  “de wereld” en ik vertaal dat als de dominante tijdgeest van toen: de romeinse overheersing en het onderdrukkingsmechanisme van het recht van de sterkste, de keiharde wereld van de macht. Wij kennen die wereld ook, de wereld van het geld en de markt;  alles moet tot markt worden als dé oplossing voor de problemen van onze tijd. (Het neoliberalisme noemen we dat). En binnen de joodse samenleving speelde op religieus gebied de  juristerij: de hang om het hele leven te vatten in regels, ge- en verboden en dat aan God toeschrijven. Ook wij kennen dat van vroeger en we zien dat ook tegenwoordig weer opduiken in het ontwakende clericalisme. Ook dat heeft te maken met macht!

 

De wereld van God, van Vader, is getekend door liefde. De mensenwereld is veelal getekend door eigenbelang en egoïsme. En die twee wereld staan tegenover elkaar. Johannes was daar kennelijk allergische voor. Steeds plaatst hij alles wat gebeurt in die tweeheid. De volgeling van Jezus is ín de wereld, niet ván de wereld!

De twee werelden staan overigens niet buiten ons. We kennen die allebei heel goed,. Ze strijden in ons eigen leven elke dag. In de zorg, de sympathie, de vriendelijkheid en liefde van ons gewone leven met elkaar, leven wij de wereld van God. In onze portemonnee, in ons zakelijk- en beroepsleven zijn het vaak de harde structuren die bepaald worden door winst en concurrentie die ons gedrag en vaak ons denken sturen.

Als er een grote ramp plaats vindt in Nepal of elders, dan geven we massaal en gul, terwijl er tegelijkertijd duizenden mensen in gammele bootjes ergens op de zeeën drijven op zoek naar een menswaardig bestaan die we het liefst buiten laten staan. De twee werelden: die van God en die van de mens, we kennen ze goed, ze verdelen ook  ons hart. Is Judas, die wanhopige mens, daarvan hét symbool geworden!

Als leerlingen van Jezus zijn wij geroepen mensen van God te zijn. Weliswaar ín de wereld, maar niet ván de wereld.

Vandaag op deze zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren leidt de liturgie ons naar de afscheidsrede van Jezus op zijn laatste levensavond zoals Sint Johannes die beschrijft. Dat is een lang en indringend gesprek: het testament van Jezus. En hij laat dat gesprek met de leerlingen uitlopen in een gebed. Jezus bidt voor zijn leerlingen:  “Ik bid U, Vader, dat zij één mogen zijn. Bewaar hen voor het kwaad en mogen zij in de waarheid U, Vader, zijn toegewijd”. Het gaat niet aan om uit deze wereld weg te vluchten, maar om midden in de wereld te staan en consequent op zoek te zijn naar een God die Liefde is.

Ín de wereld, niet ván de wereld!

 

 


 

Overweging zondag 3-5-2015 door p. Leon Teubner

In de Bijbel worden vaak beelden gebruikt

om iets te verhelderen over God of over mensen.

Ook Jezus probeert ons vaker iets te vertellen

over Hemzelf en over God en over ons

met behulp van beelden en gelijkenissen.

 

Vorige week gebruikte Hij het beeld

van een goede herder en zijn schapen.

Vandaag gebruikt Hij weer andere beelden

om andere kanten te belichten van de relatie

tussen Hem en zijn Vader en van ons met de Vader.

 

Ik ben ware de wijnstok, zegt Hij,

            en mijn Vader is de wijngaardenier.

 

Dat Jezus zichzelf en zijn Vader zo benoemt,

zegt iets over hoe Hij zijn relatie met Hem ervaart.

Een wijnstok wórdt geplant in een al aangelegde wijngaard.

Daarmee zegt Jezus: Ik geef mijzelf het bestaan niet.

De Vader geeft mij zijn leven, in deze tijd en in dit land;

 

Hij geeft mij dit lichaam, met al mijn vermogens,

deze plek op aarde, deze cultuur, deze taal,

Zo ben ik zijn woord dat in de wereld komt.

Maar er is méér:

 

            Ik ben ware de wijnstok,

Mijn Vader is de wijngaardenier,

            Hij snoeit mij opdat ik vruchten draag

 

Een wijnstok wordt niet alleen verzorgd en bemest,

Hij wordt ook gesnoeid met het oog op zijn vruchten.

Een wijnstok doet dat niet zelf, zegt Jezus:

 

Als een wijnstok snoeit de Vader mij bij.

Hij neemt van mij weg wat onvruchtbaar is,

opdat wat in zijn ogen wel vruchtbaar is,

alle groeikracht kan ontvangen:

 

zodat mijn betrokkenheid op mensen toeneemt,

mijn mededogen voor de ander en mijzelf zich verdiept,

mijn vergevingsgezindheid zich verwijdt,

mijn helende bewogenheid vrijkomt,

die in mij gewekt wordt door zieken en zondaars.

 

Zo werkt de Vader vruchtbaar in mij, zegt Jezus.

Daarom: Wie mij ziet, ziet de Vader.

Dan gebruikt Jezus het beeld van de wijnstok nog eens,

maar nu om zijn relatie met ieder van ons te verhelderen.

 

Ik ben de wijnstok,

            jullie zijn de ranken.

            Verblijf in Mij zoals Ik in de Vader verblijf.

 

De ranken leven maar vruchtdragend voort,

wanneer zij verbonden blijven aan de wijnstok.

Door hem heen stromen de vruchtbare sappen

vanaf de aarde door de stok naar zijn ranken.

Die vruchtbare sappen staan nu voor de woorden

die Jezus spreekt tot zijn leerlingen en tot ons.

 

Als jullie met Mij verbonden blijven

en mijn woorden in jullie blijven,

zullen jullie rijkelijk vrucht dragen

 

Die woorden zijn niet zijn woorden,

het zijn de woorden van de Vader die Hij spreekt.

Hij geef ze door, zoals een wijnstok de levenssappen doorgeeft

aan de ranken, waardoor deze vrucht gaan dragen.

Zijn woorden maken ons samen tot de ene ware wijnstok van de Vader,

of, zoals Paulus zegt, tot het ene lichaam van Christus.

 

Dit lichaam van Christus biedt plaats aan allen die het goede nastreven,

aan Joden en aan Grieken, aan slaven en aan vrije mensen,…

aan ieder mens die met zijn concrete leven God welgevallig is.

 

Ieder die ernaar streeft om God in zijn leven aan het licht te laten komen,

maakt deel uit van dit ene Lichaam van Christus,

zegt ook het 2e Vaticaanse concilie,

en verblijft al in het Koninkrijk van de Vader.

 

Niet Jezus of wij bepalen dus wie er al dan niet bij hoort,

Dat doet enkel degene, die God in zijn leven tot gestalte laat komen.

Wij moeten dan ook niet gaan uitmaken wie er bij ons hoort.

Integendeel, wij moeten met ons leven ervoor zorgen dat wijzelf erbij horen:

door steeds weer God te zoeken en Hem de ruimte bieden

in ons dagelijks leven om vruchtbaar aanwezig te komen.

 

Deel uitmaken van het lichaam van Christus

zit hem niet in het aanhangen en verkondigen van een geloofsleer.

– katholiek, protestant, joods, Islamitisch, boeddhistisch, humanistisch…

maar in kleine doch concrete vormen van liefde en naastenliefde,

die misschien nauwelijks nog iets voorstellen in onze ogen:

 

Wie niet tegen ons is, is al voor ons… zegt Jezus.

Wie een beker water geeft aan een van jullie, is al in het koninkrijk van God

Wie een vreemdeling een bed en een bad en wat brood geeft,

maakt al vruchtdragend deel uit van de wijnstok van de Vader.

 

Iemand die een dorstige een beker water gunt is al in Gods rijk,

dat koninkrijk waarin wij wel zeggen te geloven,

maar waar wijzelf misschien nog wel buitenstaan,

omdat wij anderen daarvan de toegang ontzeggen.

 

Wat is toch de bron van dit hardnekkige buitensluiten,

van het voortdurend indelen van mensen in groepjes wij-en-zij,

zij die er wel bij horen en zij die er niet bij horen?

 

Misschien ligt dit wel hierin,

dat wij steeds weer vergeten dat wijzelf en al wat is,

zomaar gegeven wordt om niet,

voortkomt uit pure genade van God uit.

 

En vanuit dat vergeten ontstaat de illusie

dat wij op onszelf aangewezen zijn,

en dat wij van alles te verliezen hebben

als wij gaan delen met elkaar.

 

Maar al wat bestaat komt enkel maar voortdurend voort

uit de gunnende goedheid van de Vader

die niets of niemand buitensluit,

maar onvoorwaardelijk alles in allen wil worden.

 

Wij kunnen alles delen, want wij hebben niets te verliezen.

Elke adem moet ik nog van God krijgen: nu, en nu, en nu,…

En met die adem ontvang ik al wat ik bezit,

mijn familie, mijn werk, moet ik nog ontvangen.

Ik hoef niet bang te zijn om ook maar iets te verliezen,

want ik kan niet verliezen wat mij nog niet gegeven is.

 

Dat wij onszelf en elkaar durven ontvangen

vanuit de gunnende goedheid van de Vader.

Dat wij ons toevertrouwen aan zijn scheppen handen,

Hij, die ons omvormen zal tot lichaam van Christus, de ware wijnstok.

 

Ik ben de ware wijnstok

en mijn Vader is de wijngaardenier,

Blijf één met mij zoals ik één blijf met de Vader,

dan zullen jullie rijkelijk vruchtdragen.

Dan wordt onze Vader verheerlijkt

en zal Hij alles in allen zijn.

Uit de 1e brief aan de Korinthiërs

 

Ons lichaam met zijn vele delen vormt één geheel,

en alle lichaamsdelen, hoe vele ook,

zijn samen één lichaam –

zo is het ook met Christus.

 

Want wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen,

zijn in de kracht van een en dezelfde Geest

tot één lichaam gedoopt,

en allen zijn wij doordrenkt met één Geest.

 

Een lichaam bestaat nu eenmaal

niet uit één lichaamsdeel, maar uit vele.

Het oog kan niet tegen de hand zeggen:

‘Ik heb je niet nodig’,

en evenmin het hoofd tegen de voeten:

‘Ik heb jullie niet nodig.’

 

Nog sterker,

juist die leden die het zwakst schijnen te zijn,

zijn onmisbaar.

En die leden die wij beschouwen als minder eerbaar,

eren wij des te meer.

 

De andere leden hebben dat niet nodig.

Nee, God heeft het lichaam zo samengesteld

dat hij aan wat tekortkwam meer eer gaf,

opdat er in het lichaam geen scheuring is

maar de leden eendrachtig voor elkaar zorgen.

 

Wanneer één lid lijdt,

delen alle andere in het lijden;

wordt één lid geëerd,

dan delen alle andere in die vreugde.

 

Welnu,

jullie zijn het lichaam van Christus,

en ieder van julie is van dit lichaam een deel.

 

 

Uit het Evangelie volgens Johannes hoofdstuk 15

 

Ik ben de ware wijnstok

en mijn Vader is de wijngaardenier.

Als een van mijn ranken geen vrucht draagt,

snoeit Hij die weg.

 

En als een rank wel vrucht draagt,

snoeit Hij die bij, zodat ze gezuiverd wordt

en nog rijkelijker vrucht draagt.

 

Jullie zijn al gezuiverd

door het woord dat Ik jullie verkondigd heb.

 

Laten we met elkaar verbonden blijven,

jullie en Ik,

want zoals een rank

geen vrucht kan dragen uit eigen kracht,

maar alleen als ze verbonden blijft

met de wijnstok,

zo kunnen ook jullie geen vrucht dragen

als je niet met Mij verbonden blijft.

 

Ik ben de wijnstok

en jullie zijn de ranken.

Alleen wie met Mij verbonden blijft

– zoals Ik met hem –

draagt rijkelijk vrucht,

want los van Mij kunnen jullie niets.

 

Wie niet met Mij verbonden blijft,

wordt weggegooid als een wijnrank:

ze verdorren,

men haalt ze bijeen

en gooit ze in het vuur,

waar ze verbranden.

 

Als jullie met Mij verbonden blijven

en mijn woorden in jullie blijven,

vraag dan wat je wilt,

en het valt je ten deel.

 

Mijn Vader wordt verheerlijkt

wanneer jullie rijkelijk vrucht dragen

en jullie je mijn leerlingen betonen.

 

 

Laat ons bidden

 

Bewarende God,

Jij, die ons in jouw leven roept

en ieder van ons bemint:

open ons hart.

Dat daar jouw verlangen werkzaam wordt,

en Jij zult zijn alles in allen

Laat ons zingend bidden

 

Bewarende God,

Jij, die ieder van ons schept

in jouw beeld tot jouw gelijkenis,

Breng ons tot besef dat Jij ons geeft

elk moment van ons levenen

en wij gunnend tot de ander zeggen:

‘Leef – wees welkom in ons midden’.

Laat ons zingend bidden

 

Bewarende God,

Jij, die ieder van ons bewaart

en niemand verloren laat gaan,

open ons hart voor de tekorten van elkaar.

Leer ons jouw liefde te delen,

jouw vergeving te schenken aan elkaar,

onwaarschijnlijke vergeving om-niet,

amen